teksten over kunst
'Zo'n bloederig beeld, moet dat nou hier?'
Hedendaagse kunst in het klooster: dat schuurt behoorlijk. Toch begint dit weekend de biënnale Kunst in de Heilige Driehoek in Oosterhout. Het resultaat van pittige gesprekken met de zusters. Er vloeiden zelfs tranen.

In de kerk van de Sint-Paulusabdij in Oosterhout kijkt beeldend kunstenaar Reinoud van Vught omhoog. Zijn vier enorme tekeningen zweven stil boven zijn hoofd, hangend aan een kruisvormige constructie. Het papier is bedekt met vormen die net wel, net niet herkenbaar zijn: bloemen en vruchten, stekelige takken, geplooide gewaden, spinnetjes. 'Dat de overste zei dat ze het werk mooi vond, dat was een bijzonder moment.'
Het werk van Van Vught is onderdeel van de eerste editie van de Biënnale Kunst in de Heilige Driehoek, die komend weekend van start gaat in Oosterhout. De 'Heilige Driehoek' wordt al eeuwenlang gevormd door drie kloosters, die dicht bij elkaar liggen en met elkaar verbonden zijn door landerijen en kloostertuinen: de Sint-Paulusabdij, de Onze Lieve Vrouwe Abdij en het Sint-Catharinadal. Het erfgoed dat hier ligt is rijk: een lange geschiedenis van contemplatie, studie en gebed, én van kunstbeoefening. Elke abdij heeft eigen artistieke tradities, van beeldhouwen tot het restaureren van wandtapijten, van muziek tot schilderkunst. En alle drie de kloosters zijn nog altijd bewoond door actieve religieuze gemeenschappen.
De Stichting Kunst in de Heilige Driehoek wil dit Oosterhoutse erfgoed zichtbaar maken en verbinden met de wereld van nu. De stichting trok Guus van den Hout aan als curator om de eerste Biënnale op poten te zetten. Van den Hout, geboren en getogen in Oosterhout en voormalig directeur van het museum Ons' Lieve Heer op Solder in Amsterdam en het Utrechtse Museum Catharijneconvent, kent het krachtenveld van de religieuze kunst door en door. Zijn belangrijkste taak in de Heilige Driehoek: een brug slaan tussen de traditionele kloosterwereld en de hedendaagse kunst. 'De tradities in de kloosters, over wat wel en niet door de beugel kan, zijn heel sterk,' zegt Van den Hout. Hedendaagse kunst was een totaal onbekend terrein voor de zusters, in alle drie de kloosters. Dus ging hij in gesprek, met abdissen en zusters, nam kunstenaars mee, wist weerstanden te overwinnen en won vertrouwen. Een manier van werken die heel anders is dan in een museum. 'De betrokkenheid is veel groter. Je bent hier te gast, in hun huis. Als er een processie in deze kerk is, dan lopen de gelovigen onder dit werk van Reinoud door.' Van den Hout wil een verbinder zijn, en is er dan ook niet op uit om te provoceren. Maar dat betekent niet dat hij de weg van de minste weerstand koos. Gesprekken met de zusters kwamen soms op scherp te staan. 'Voor mij gaat christelijke kunst echt over vandaag. Ik heb voor deze biënnale kunst gekozen die óók ongemakkelijk maakt, die schuurt.' Op de altaren in de zijbeuk van de Sint-Paulusabdijkerk zijn vijf nieuwe sculpturen te zien van Carolein Smit, één van de beste keramisten van Nederland. Een vadsige vredesduif, met puilende oogjes en een lamme vleugel. Een tedere Maria met kind, het Christuskind van top tot teen getatoeëerd met afbeeldingen van het lijden dat hem wacht. Een Man van Smarten, uit al zijn poriën druipend van het bloed. De beeldtaal is stevig verankerd in de kerkelijke traditie en in de geschiedenis van de christelijke kunst. Maar het zijn beelden van lijden en geweld, van liefde en verlossing, die de christelijke traditie overstijgen. Ze gaan over ons allemaal, hier en nu, gelovig of ongelovig, over aanslagen en oorlogsdreiging, en over ons eigen verlangen naar vrede en verlossing. Van den Hout: 'De beelden van Carolein Smit hebben tot emotionele gesprekken geleid – we hebben hier staan huilen. Er was veel weerstand van de zusters, tegen het bloederige, het confronterende. Maar juist deze beelden laten zien hoe relevant het christelijke denken en verbeelden kan zijn in onze tijd.' Uiteindelijk, na een intensieve uitwisseling van gedachten, raakten de zusters overtuigd van de waarde van de beelden. En nu staan ze er, elk in hun eigen nis, zonder poespas, zonder sokkels of speciale spotjes. Alsof ze onderdeel zijn van het interieur. Van den Hout: 'Elk werk is hier bevochten.'
In het werk van Reinoud van Vught is de christelijke beeldtaal lang niet zo expliciet aanwezig als in de beelden van Carolein Smit. Van Vught werkt intuïtief en laat zich grotendeels leiden door wat er onder zijn handen ontstaat, door wat acrylverf, water en inkt doen. Het papier ligt op de vloer van zijn atelier, altijd meerdere vellen tegelijk. Het maken van tekeningen op dit formaat is een grote fysieke en mentale krachtsinspanning. 'Iedere tekening is weer een sprong in het diepe', zegt Van Vught. 'Tijdens het tekenen komen er associaties in me op, die beïnvloeden wat voor keuzes ik maak, wat de volgende stap wordt.' Hij wijst naar vormen en kleuren op de verschillende tekeningen, en vertelt waar hij aan dacht tijdens het werken: de schilderijen van Jeroen Bosch, de Pietà, de insekten van de tien plagen van Egypte – maar nergens zal je deze motieven letterlijk terugvinden.
Op de vloer onder het werk van Van Vught liggen twee marmeren platen. In elke plaat is een vorm te ontdekken, die doet denken aan de afdruk van een menselijk lichaam in nat zand. Maar dan ijler, vloeibaarder. Het is gemaakt door de jonge kunstenaar Athar Jaber, geboren in Irak en tot kunstenaar opgeleid in Florence. Voor Van den Hout is hij een grote ontdekking. Voorzichtig voelt hij aan het bijna transparante marmer. 'De nieuwe Michelangelo' durft hij hem te noemen. Dat juist dit werk onder zijn schijnbaar gewichtsloze tekeningen ligt, ervaart Reinoud van Vught als een cadeautje. 'De marmeren platen hebben iets heel zwaars, ze zijn aards, en je zou er Adam en Eva in kunnen zien. Daardoor lijken mijn tekeningen van bloemen, die er onbereikbaar boven zweven, op een verloren paradijs.'
De tekeningen hangen precies zo hoog dat het zicht op het altaar niet belemmerd wordt. Want ook tijdens de biënnale gaat de mis gewoon door.
Gepubliceerd in BN / De Stem, 14 september 2017