top of page

Interview Olphaert den Otter

Museumtijdschrift 

Olphaert 1.jpg

Olphaert den Otter opereerde lang in de luwte. Nu blijken zijn traag geschilderde werken van daklozen-hutjes en aangetast landschap uiterst actueel. Een gesprek over klimaat en het wezen van een wolk.

Een paar jaar geleden heeft Olphaert den Otter (1955) de hele aarde geschilderd. Tondo Mondo heet het werk, een rond schilderij van 2.40 meter doorsnee. Het is verbluffend gedetailleerd, met lichtwebben in dichtbevolkte gebieden en wolken die rondcirkelen boven de oceaan, aanzwellend tot een orkaan. Je zou kunnen zeggen dat hij op alle schilderijen die hij vóór en na Tondo Mondo maakte inzoomt op plekken op die aarde. Of dat nu een dorp is dat overspoeld is door een modderstroom, een daklozenhutje in de straten van Parijs, een wolkenlucht met vliegtuigstrepen, de puinhopen van Hawija of het polderlandschap bij Heerenveen. De plekken die hij schildert lijken specifiek en realistisch, maar tegelijk hebben ze iets onbestemds. Er duiken soms vreemde elementen op, zoals een gestorven robot of een buitenproportionele stinkzwam. Waar is dit? Wat zie ik? En wat is hier eigenlijk aan de hand? Het zijn vragen die blijven hangen in de ruimte tussen het schilderij en de kijker in.

 

“Een geschilderd landschap roept bij de kijker per definitie een emotie op van schoonheid,” zegt Den Otter. “Zodra ik een nieuw werk post op Facebook, bijvoorbeeld van een Friese polder, gaan de duimpjes omhoog: ‘Mooi!’ Maar het ís niet mooi! Als je daar fietst hoor je niets, je ruikt alleen maar stront en je ziet geen grutto of kievit meer. Er zijn zelfs nauwelijks meer insecten. Het is een volkomen gestorven industrieel landschap. Ver-schrik-ke-lijk!” Zijn atelier op de benedenverdieping van een negentiende-eeuws schoolgebouw in de Rotterdamse wijk Kralingen is een hoge ruimte met een vloer van donkerbruine planken. Het is opvallend leeg en opgeruimd. Alles straalt orde en rust uit. Het vuur waarmee hij spreekt over de overweldigende problemen van onze tijd, lijkt in tegenspraak met de kalmte van zijn gebaren, zijn zorgvuldige wijze van formuleren en zijn onberispelijke kleding. In een inbouwkast staan rijen glazen potten, gevuld met pigmentpoeders in tientallen verschillende kleuren. Van eierdooiers, water en olie maakt Den Otter zelf zijn verf: ei-tempera, een op gouache lijkende verfsoort die al in de vroege middeleeuwen gebruikt werd. Al zijn werk schildert hij ermee, zonder uitzondering, al veertig jaar. “Dat alles altijd nieuw moet zijn is de gesel van deze tijd,” zegt hij. “Mijn werk hoeft niet vernieuwend of modieus te zijn. Trends in de kunstwereld vind ik totaal niet interessant. Ik wil ook niet terug naar een of ander ideaal verleden, ik ben geen traditionalist. Ik wil maar één kant op: de diepte in.”

Lees het complete artikel in Museumtijdschrift nr. 6, september 2020

Cover Museumtijdschrift 6 2020.jpg
bottom of page